Demonen in het 1e Testament (deel 1)
Demonen. We hebben er allerlei voorstellingen van. Gevallen engelen, creaturen die lijken op geiten met horens, monsters die ons kunnen bezetten, etc.
We kennen ook opmerkingen van: “ik moet de demonen uit mijn jeugd verjagen als er vervelende dingen zijn gebeurd”. Deze laatste opmerking is natuurlijk metaforisch bedoeld.
Er is een liedje van ‘The imagine dragons’ dat ‘demons’ heet. Een couplet van het liedje is:
I want to hide the truth
I wanna shelter you
But with the beast inside
There’s nowhere we can hide
No matter what we breed
We still are made of greed
This is my kingdom come.When you feel the heat
Look into my eyes
It’s were the demons hide
Hebben de makers van dit lied het bij het rechte eind, of zijn er toch slechte geesten in de hemelse gewesten? We weten het niet echt.
Wat zegt de Bijbel eigenlijk over ‘demonen’? Er zijn in de christelijke wereld genoeg bedieningen die demonen uitdrijven. We hebben daarbij allerlei voorstellingen en zien van alles gebeuren. Rochelende mensen, stuiptrekkingen, etc.
Toch is het belangrijk om al onze voorstellingen of ervaringen even opzij te zetten en ons af te vragen: wat zegt de Bijbel over ‘demonen’?
We gaan als eerste onderzoeken wat het Eerste Testament schrijft over ‘demonen’.
In het Eerste Testament zijn er twee woorden voor ‘demonen’: Se’irim en shedim’.
Allebei de woorden kunnen vertaald worden met ‘demonen’. De shedim zijn in de Bijbel de ‘demonen’ die gerelateerd zijn aan de buitenlandse ‘goden’: (Deut. 32:17, Psalm 106:37). Het waren geen echte goden, want ze hadden geen mond en konden niet spreken (Psalm 115) maar het wordt vertaald met ‘demonen’. De ‘goden’ van buiten Israël hadden geen heilige noch ‘demonische’ (kwade) functie. Ze waren niets voor God.
Belangrijk om te weten is dat woorden als goed en slecht (in de Tenach) in het morele waren en niet in het metafysische.
De Babylonische Talmud schrijft over ‘demonen’: ‘(Succah 28a, geschreven onder invloed van de locale cultuur) dat ‘demonen’ leefden in woestijnen, ruïnes en vieze plaatsen. Ze waren gek op het dumpen van uitwerpselen overal en men moest ook uitkijken voor open water of voedsel dat onbedekt was want daar vertoefden ze zich graag. Zij waren een bedreiging voor de gezondheid. Wat voor plaatje ze daarbij hadden was niet duidelijk. Het had in elk geval geen Bijbelse onderbouwing. Dit denken bestond ook in de tijd van Jezus.
Tevens zagen ze later (vanaf de Babylonische tijd) in het oude Israël shedim als ziektes. Je ziet dat ook in het Tweede Testament in Lukas 4:39. Jezus bestraft de ziekte als zijnde een ‘demon’. Ze wisten niets van virussen of bacteriën af. Ze noemden de ziekten: ‘demonen, kwade geesten’.
Wist Jezus dat het virussen of bacteriën waren? Zeker wel, maar dat kon Hij hen niet uitleggen want er waren toen nog geen microscopen. Hij gaat in hun denken mee en als zij ze als iets ‘demonisch’ zagen, dan doet Hij dat ook (Hier kom ik later in de daaropvolgende studies op terug)
Maimonides (1138-1204) echter heeft met de ‘demonen als geesten’ en ziektes korte metten gemaakt en heeft de shedim als ‘kwade machten’ verwijderd uit het Judaïsme. Het gaf mensen een slecht gevoel over zichzelf en hij zag geen enkele Bijbelse (lees Tenach*) grond over het feit dat er ‘slechte geesten’ bestonden die mensen ziektes gaven of bezit van mensen namen. Hij bleef het als ‘goden’ zien zoals de Bijbel aangeeft. Het Eerste Testament kent geen ‘demonen’ cultuur zoals wij die kennen vanuit het Tweede Testament. Het Eerste Testament ziet ze als ‘goden’ (shedim) en niet als ‘kwade machten’.
Het woord ‘demon’ is een Grieks woord en komt van daio en dat wil zeggen: Hij, die fortuin of welvaart wil vergaren. Dit was dus de oorspronkelijke vertaling van het woord.
Later heeft men er ‘kwade geesten’ van gemaakt in het Tweede Testament onder invloed van de godsdiensten in Babel en Perzië. Shedim komt in het Eerste Testament slechts twee keer voor. In Deuteronomium 32:17. Zij offerden aan demonen (shedim) die geen goden waren en in Psalm 106:37: Zij offerden hun zonen en dochters aan valse goden (shedim).
Ook Paulus in 1 Korinthe 10:20 zegt, dat de offers van de heidenen offers waren aan ‘demonen’ en niet aan God. Paulus legt de link met Deuteronomium. Hij zegt niet dat deze ‘demonen’ geesten zijn die hun pijn zullen doen maar dat deze ‘demonen’, de afgoden zijn.
In het Eerste Testament verbindt God overspel (afgoderij) aan iets ‘demonisch’ (dus moreel kwaad, geen kosmisch kwaad). De ‘kosmiche’ vijanden van God zijn zij die tegen Hem rebelleren. God beveelt Israël om Kanaäns goden (shedim) en daarmee de valse immorele aanbidding uit te roeien. Dit illustreert de ‘kosmische strijd’ oftewel de strijd in de hemelse gewesten tussen JHWH en de donkeren krachten. Deze krachten zijn de aanbidding van andere goden uit die tijd, de shedim oftwel de Kanaäns goden, die tegenover Zijn wil staan.
Geestelijk overspel is onze grootste vijand door onze hoop en verwachting te stellen op andere ‘goden’ en dit is onze grootste geestelijke strijd.
Dit was ook Paulus zijn gedachte. Hij verbindt de afgoderij, het offeren aan andere goden, met moreel kwaad. Hij ziet het niet als boze geesten en iets dat buiten de wil van de mens omgaat. Wij zelf zijn verantwoordelijk voor onze daden en kunnen kiezen: God of andere goden. In Korinthe wordt er geen relatie gelegd tussen kwade geesten en mensen die bezeten zouden zijn door een demon (Dat we dingen zien bij demonen uitdrijverij is iets waar ik op terug kom. Ik ontken niet dat het niet bestaat maar we moeten wel de Bijbel erbij halen. Wat zegt de Bijbel? Te beginnen bij het Eerste Testament)
Nadenkertje
Je kunt je afvragen hoe ‘bezeten’ je bent als je kinderen offert aan de goden van de welvaart?
Want wat gebeurt er vandaag de dag? We offeren nog steeds onze kinderen op aan de god van de welvaart (lees demonen), het vergaren van geluk staat hoog in het doelgerichte lijstje voor onze kinderen. Het moet allemaal leuk en lollig zijn. We durven hen niets te ontzeggen. We gaan van evenement naar evenement. Het leven moet weinig hindernissen hebben. Alles moet en kan…….., want we hebben het geld ervoor. De vraag is of dit wel de bedoeling is. Ik denk het niet, maar tegelijkertijd is het lastig om tegen de stroom in te varen.
Wie zijn koninkrijk willen wij? Onze of Zijn, shedim (onze afgoden) of alle eer en glorie voor Hem.
*Tenach: De Hebreeuwse Bijbel zonder het Tweede Testament
Bronnen:
– M.A.M. Juarez, El diablo y los demonios
– Y. Kaufmann, The religion of Israel, 1960
– J. en H. Walton, Demons and spirits in Biblical theology.
Volgende keer in deel 2: ‘de Se’irim’