Ga naar de inhoud

Demonen: deel 2

<- deel 1

Demonen in het 1e Testament (deel 2).

We hebben in deel 1 als eerste gekeken naar shedim en nu kijken we naar het se’irim wat ook als demon vertaald wordt.
Het woord Se’irim komt op meerdere plaatsen voor in de Bijbel.
Het woord betekent: ‘harig, geitachtig’. Daar komt het beeld, wat we goed kennen, van demonen als geitachtigen wezens vandaan.
Ezau wordt als harig (se’ir) gezien. In Leviticus 24:4 en Numeri 7:16 wordt het woord gebruikt voor geit. Evenals op vele andere plaatsen.
Het woord se’irim in de context van demonen wordt gebruikt in Jesaja 34:14. Daar staat: Het is de ontmoetingsplaats van woestijndieren en hyena’s, bokken (se’irim) meten daar hun krachten. Het stuk gaat over de val van Babel. Daar waar God niet meer is krijg je chaos en iedere voor zich mentaliteit. De wereld wordt dan geregeerd door de grootste schreeuwers en de krachtigste mannen. De strijd om macht vindt daar plaats. Hyena’s zijn de mensen die een ander ‘opvreten of verslinden’ ten behoeve van zichzelf, het woord Yaanah (hyena) betekent ook gierig. Het is een metafoor voor de mensen die ten koste van anderen leven. De woestijndieren zie je terug in Psalm 72:9, en daar worden er nomaden mee bedoeld. Echter wel als vijanden van God in deze context (Niet alle nomaden zijn vijanden van God).
‘Lilith zoekt er rust’, staat er verder in Jesaja 34. Zij is de naam van een vrouwelijke godheid en haar naam komt alleen in dit vers voor. Er zijn veel speculaties wat ermee wordt bedoeld maar ik weet niet wat waarheid is daarin. Zij was een mythologisch creatuur en bestaat dus niet echt. Lilith wordt ook vertaald met een nacht creatuur.

Waar de Heer niet meer woont, komen er andere goden (demonen genoemd, geen geestelijke wezens) binnen*. Deze goden zijn de afgoden in de Bijbel. Daarbij moet je denken aan de Ba’al. Het volk boog voor de goden van de andere landen. Het zijn geen geesten maar goden die als afgoden worden gediend. Een stad zonder God is een stad in verval. Jesaja 34 is het beeld van de complete chaos die dan zal ontstaan. Daar zal het recht van de sterkste gelden. Corruptie, onrechtvaardig handelen, wetteloosheid zal regeren en noem maar op. Onze God is een God van orde, eerlijkheid, recht en gerechtigheid. Vergeten we deze regels dan gaan we buigen voor andere goden en komt er wanorde. Het uitbuiten van mensen en hebberigheid viert dan hoogtij.

  • Jesaja 13:21 komt het woord se’irim ook voor. ‘Dieren uit de woestijn legeren zich daar, uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken (se’irim) dansen in het rond’. Babel wordt een verlaten oord, een plek voor de afgoden. De dieren zijn een beeld van de mensen die er wonen en er een zooitje van maken (Zoals wij schapen zijn en God zich een Leeuw noemt).
  • 2 Kronieken 11:15 staat:
    Jerobeam had namelijk zelf priesters aangesteld voor de offerplaatsen en voor de bokken (se’irim), en ook voor de stierenbeelden die hij had laten maken.
    Ook hier gaat het over afgoderij. Buigen voor andere goden.
  • Leviticus 17:7
    Men mag geen offerdieren (se’irim) meer slachten voor bokken die als goden vereerd worden. De bok was een afgod waar men bokken aan offerden.

De afbeeldingen van bokken waren afgoden geworden in het oude Israël. Afbeeldingen van bokken werden tevens gebracht naar de godheid Marduk. Marduk was de ‘geit heilige’ en in de oude geschriften zie je dat hij vaak wordt afgebeeld met een geit. Hij werd aanbeden bij de volken rondom Israël. De geit was daar een beeld van vruchtbaarheid, wijsheid en intelligentie. Nu waren er in het oude midden– Oosten bij de volken dieren als goden of half goden. De hond was een symbool voor de god Gula de god van de genezing, de leeuw- slang stond voor de god Marduk, en de geit- vis voor de god Ee of Enki. Enki en Marduk waren in veel gevallen dezelfde god. Enki en Marduk werden geassocieerd met de goden van de boom des levens en daar hoorde een geit bij als teken van wijsheid.
Men bracht offers aan Marduk door afbeeldingen van geiten te brengen naar de Tempel van Marduk. De mensen daar, rondom Israël, hielden grote kuddes geiten (en schapen) als eerbetoon aan Marduk. Marduk was de oppergod.

God laat geiten slachten voor Hem, ook om te laten zien dat Hij heer is en niet Marduk en dat geiten en bokken niet aanbeden kunnen worden. De priesters moesten ze ook eten. Sommige volken waren vaak vegetarisch omdat ze de dieren heilig achten.

Wat zou mee bedoeld kunnen zijn en wat zijn de demonen in het Tweede Testament?
Daarbij steeds proberen de Bijbel te laten spreken, en niet ons gevoel en wat we zien bij exorcisme. Waarbij ik wel dingen openlaat.

*Heel de tekst in Lucas 11:14-26 gaat hierover maar dat lezen we op een andere manier. (Kom ik later op terug als ik het ga hebben over het tweede Testament)

De volgende keer in deel 3: demonen in het Tweede Testament.