Ga naar de inhoud

Het verloren schaap

(Lucas: 15:3-7)

In het evangelie van Lucas staat de gelijkenis van het verloren schaap. Een totaal uitgekauwde boodschap. Iedereen fixeert zich op het verloren schaap dat thuiskomt, eind goed al goed. Dat is wel heel jammer want er staat zo veel meer in. Jezus vertelt deze parabel wanneer er zondaren komen om naar Hem te luisteren, en de farizeeërs daarover morden.

Waarom wilden de farizeeërs niet met zondaren omgaan en mocht Jezus dit ook niet? En nog een vraag: waarom komt in de parabel het getal honderd en honderd minus 1 voor? Oftewel 99. Daar hoor ik nooit iemand over. Elke preek gaat over dat ene schaap dat gered wordt. We vergeten daarbij dat de Herder er 99 achterlaat (100-1). Een goede herder laat er geen 99 achter die dan overgeleverd zijn aan de wolven, voor dat ene schaap. Een wolf dood op een nacht soms wel zes schapen. Dat klinkt mij niet bepaald als een goede herder in de oren.

De tekst roept vragen op. Ik ga proberen hier antwoorden op te vinden.

Allereerst is het belangrijk om te zien dat Jezus op theologisch en filosofisch gebied ook een soort Farizeeër was. Wij hebben hele negatieve gedachten bij Farizeeërs. Dat hoeft niet altijd zo te zijn. In de tijd van Jezus waren er twee hoofdstromingen binnen deze groep. De ene school heette Hillel en de andere Shammai. Hillel was de stroming waar Jezus met zijn Bijbeluitleg het meest bij aansloot. Shammai werd gezien als de fanatiekeling en scherpslijper terwijl men Hillel als de meer gematigde zag. Toch hadden ze elkaar nodig, want het doel was: elkaar bij de les te houden. Onderlinge discussies en argumenten waren eerder regel dan uitzondering. Dit maakte dat men zelf over een vers gaat nadenken. Wat vindt je er eigenlijk zelf van? Het houdt mensen scherp en nederig.

Wij kennen deze redenatiecultuur in onze kerken vaak niet. Opmerkingen over een preek doen we af met een mailtje en openlijke discussies worden vaak vermeden. Jammer eigenlijk, het schept zoveel kansen.

Maar wie staan hier om Jezus heen? Ik denk de Shammai aanhangers. Zij zette in die tijd alles in op een rechtvaardige, heilige levensstijl en aten bijvoorbeeld al niet met mensen die (in hun ogen dan) niet volgens de Thora leefden. Omdat Jezus in Zijn parabels regelmatig insteekt op een heilige levensstijl, dachten ze dat Hij ook een van hen was. Ze snapten zijn actie daarom niet, om omgang te hebben met in hun ogen ‘verkeerde onreine mensen’.

Een rabbi was in de tijd van Jezus een spiritueel leider die zich verre hield van onreinheid. Alles was heilig in het leven en je kon onrein worden als mensen zich niet aan de geboden hielden. Bijvoorbeeld: doordat men doden had aangeraakt, waardoor je je zeven dagen moest afzonderen, of had men verkeerde pannen gebruikt bij het koken, handen niet gewassen, zich niet aan de reinigingswetten gehouden, dan werd je onrein bij aanraking. God was Heilig en rein en alles moest Heilig en rein zijn. Wij vergeten soms hoe groot en heilig God is. Toch is het niet heel gek dat ze zo zijn want ook Paulus zegt toch in 1 Korinthe 5:11 dat men bijvoorbeeld niet moet eten met hoereerders, hebzuchtige en dronken mensen? Dus wat is het verschil? Nu, Paulus spreekt tegen gelovigen en Jezus spreekt tegen mensen die het allemaal niet zo goed meer wisten. Daarbij gaat het in Lucas niet om hoereerders of dronken mensen.

In de Mechilta, een joodse commentaar staat: Associeer je niet met de goddelozen, breng hen zelfs de Thora niet en dit was hun leefregel.

Echter ze waren in hun liefde voor de Thora, die ze zo zorgvuldig naleefden, de mens vergeten.

Jezus weet dat ze de Thora wilden volgen en haalt deze dan ook aan. In Deuteronomium 22-1 staat namelijk dat men een verloren schaap moest terugbrengen naar de eigenaar. Het gaat hier niet alleen om de letterlijke maar ook om de geestelijke betekenis. De Or ha Chaim (Rabbi uit 1696 -1735) legt uit dat de woorden verwijzen naar het feit dat we er alles aan moeten doen om mensen te redden en niet te laten afglijden.

Daar lag hun probleem! Ze waren slaven van de regeltjes waardoor het hen aan ontferming over de mensen, die God als Vader niet zo goed kenden, ontbrak. In hun eigen hang naar heiligheid was er alleen nog maar ergernis over afgedwaalde schapen. Jezus echter heeft als Herder maar eén verlangen en dat is: schapen die de weg zijn kwijtgeraakt terugbrengen naar de levende Thora, Jezus zelf. Hij doet precies zoals Deuteronomium zegt. Zijn Vader, de goede Herder en Hijzelf, de goede Herder zijn de eigenaren van de schapen. Farizeeërs waren ook herders en hadden dus dezelfde opdracht.

Maar waarom gebruikt Jezus het getal 99 en waarom laat hij ze achter in woestijn? Niets in de Bijbel staat er zomaar. Het verwijst naar Jezus zelf en het voltooien van Zijn huis.

Het getal 99 wordt geassocieerd met Abraham die 99 jaar was toen hij de belofte van Izaäk kreeg. Die ene zoon, dat ene schaap was nodig om veel kinderen te krijgen en zo talrijk als de sterren te worden, wat hem beloofd was. Abraham en Izaäk maakten het huis compleet. (100) Wat een vreugde heeft dat gegeven! Het huis van Abraham was nu klaar om gevuld te worden (talrijk als de sterren).

Daarnaast verwijst het getal 100, naar de Tabernakel, Gods huis in de wildernis. (De woestijn, daar moest het volk heen om te ontslaven).

In Exodus 38 :27 staat dat 100 talent zilver werd gebruikt voor het gieten van de 100 voetstukken van het Heiligdom, 1 talent per voetstuk. 1 talent is de waarde van een mens zegt 1 Koningen 20: 39. Het Hebreeuwse woord voor voetstuk in het Hebreeuws betekent ook: toe behorend aan de Heer. Kortom de voetstukken in de Tabernakel verwijzen naar de mensen die God toebehoren, ook de 99 hier. In Numeri 3:47 werd de eerste geborene vrijgekocht voor 100 gerah. Deze gelijkenis in Lucas verwijst ook naar Jezus. Als eerstgeborene koopt Hij, de 99 en uiteindelijk alle honderd vrij. (99 en 1) en daarmee heel de mensheid die mag wonen in Zijn Huis.

Deze 99 zijn onderdeel van de Tabernakel, Gods huis en bescherming en maar nog niet compleet. Ze waren oprechte gelovigen maar moesten opnieuw leren te ontdekken wat Zijn liefde en barmhartigheid betekende, geen slaaf te zijn regeltjes.

Jezus waardeert trouwens wel hun hang naar heiligheid, ziet deze farizeeërs als rechtvaardigen. Hij houdt ze hoog en valt ze niet af.

Vraag?

Streven wij ook naar heiligheid. We zijn immers onderdeel van Zijn huis, Zijn Tempel. Alles is daar Heilig!!

Gods Tempel zal af zijn als alle schapen die de Vader voor ogen heeft binnen zijn. Gaat ons verlangen ernaar uit om Zijn Tempel compleet te maken? Zijn we zijn medearbeiders of moeten we opnieuw liefde leren?

Leven we van genade en willen we deze genade ook voor een ander, kijken we nog om naar anderen die minder ver zijn in geloof en het lastiger vinden of die het helemaal niet kunnen vinden? Hebben we de liefde voor onze afgedwaalde naaste verloren. Is ons hart op zoek om de verloren schapen thuis te brengen?

Het volgende verhaal vertelt hoe ver rabbi Pinchas kon gaan in zijn liefde voor zijn medemens.

Rabbi Pinchas van Kortez zei: Wanneer mij de keuze werd gegund tussen paradijs en gehennom, zou ik kiezen voor gehonnom. Daar zal ik samen met mijn broeders, de kinderen van Israël die daar nog verblijven, de kwellingen ondergaan en ik zal er niet van wijken zolang ook maar een hunner nog daar is.

Zo groot is mijn liefde voor hen.