Genesis 1: In den beginne schiep God de hemel en de aarde.

De hele Bijbel gaat over een Koning, die met Zijn kinderen op weg is naar het beloofde land, dat zal uitmonden in een nieuwe aarde en een nieuwe hemel. Genesis Hoofdstuk 1 is de aanvang van Zijn rijk en God laat hierin zien dat Hij een paleis bouwt, zoals elke koning doet. Het lijkt wel het begin van een mooi sprookje, zo van: er was eens…
Ooit is er een moment geweest dat God een begin maakte met het scheppen door Zijn woord. We weten niet wanneer. De Eeuwige vertelt het ons niet. Alles is door Zijn woord geschapen zegt de Bijbel, maar in welk tijdsbestek, daar is de Bijbel niet duidelijk over. Er staat niet: In den beginne, maar er staat: Op een dag, in een begin … schiep God de hemel en de aarde. De vertalers hebben er de woorden ‘In het begin’ aan gegeven. God spreekt echter van: In een begin. Een dag van vierentwintig uur, een dag zoals wij die nu kennen, was er niet. Onze dag begint met het opkomen van de zon en eindigt met het ondergaan van de zon. De zon was er nog niet op dag één. Men kan dan ook niet spreken van een dag binnen een tijdsbestek van vierentwintig uur.
De eerste drie dagen waren Gods dagen, want er waren geen lichten zoals zon en maan die de tijd aangaven. We moeten dus op een andere manier tegen de schepping aankijken willen we het een beetje begrijpen.
Bij de christenen heet het eerste Bijbelboek Genesis, wat ‘bron’ of ‘origine’ betekent, maar het Hebreeuws heeft dit Bijbelboek de naam Beresheet gegeven, wat ook het eerste woord in de Hebreeuwse Bijbel is: Beresheet[1].
De letter Beth, waarmee dit woord en de eerste zin begint, is de tweede letter van het Hebreeuwse alfabet. De Bijbel begint niet met de eerste letter, Alef, maar met de tweede letter, de Beth. De Beth lijkt op een gesloten deur. Alsof God wil zeggen: ‘Deze deur, die precies vertelt hoe de schepping tot stand is gekomen, blijft dicht. Ik geef je geen inkijkje in hoe Ik alles ontworpen heb.’ God schiep met één doel, maar we weten niet wanneer Hij dit geheel heeft geschapen en dus vraagt God aan ons om anders te kijken. Je moet niet achter Hem langs proberen te speuren om antwoorden te vinden, zo zeggen de rabbijnen (Bereshiet Rabba 1). De schepping is een groot geheimenis waarvan Hij alleen weet wanneer en hoe het geweest is. Wil je het allemaal begrijpen, dan komt het gevaarlijk dicht bij afgoderij: als God willen zijn. God past niet in onze broekzak of in onze wetenschappelijke beredenering.
Hij is zoveel groter dan wij ooit zouden kunnen beseffen.
Een andere reden waarom het begint met de letter Beth, is dat deze letter ‘huis’ betekent en God vooral wil laten zien in Genesis dat Hij een woning wil bouwen voor Hemzelf en de mensen. Hij wil tussen ons wonen. De letter Beth (huis) heeft een numerieke waarde van twee en geeft daarmee ook het dualisme in deze wereld aan: goed – kwaad, licht – donker, man – vrouw, zon – maan, hemel – aarde. De tweestrijd die het leven met God met zich meebrengt.
Hij maakte in Genesis een onderkomen en wij moeten keuzes maken om in Zijn huis te kunnen wonen. Wil je het goede doen, door licht te brengen en met liefde te handelen, wat ons dicht bij de Vader brengt, of vul je het leven anders in, waardoor Zijn woning alleen nog vanuit de verte zichtbaar is en beleef je de schemering? In de hele Bijbel roept God ons op om in Zijn huis te komen wonen en naar Hem toe te lopen. Hij vraagt het steeds opnieuw en dit betekent dat we beslissingen moeten nemen. Vanaf het begin tot het eind van je leven staat Hij in Zijn paleis op je te wachten en roept: ‘Kom naar mij toe, kies het leven, kies voor wijsheid, gerechtigheid, liefde, vrede.’
Je bent hier op aarde om Hem te leren kennen, Zijn Naam te verhogen door Zijn wil te doen. Zijn Naam mogen we zien in de schepping en God is daarin overal, mits je dit wilt ontdekken. Alles hier beneden gaat over Zijn grootheid en uiteindelijk zal alles vol worden van Gods heerlijkheid. In Habakuk 2:14 staat: ‘De aarde zal vol worden met de kennis van de heerlijkheid van de Heere, zoals het water de bodem van de zee bedekt.’
Toen Gods Geest boven de wateren zweefde, Hij alles bedekte, kwam dit prachtige beeld ook naar boven. De aarde was in den beginne vol van Zijn glorie, Zijn kennis en zal op een dag weer dezelfde status aannemen. Wij mensen hebben de opdracht om, net als de aarde, vol van de kennis en op die manier, vol van de heerlijkheid van God te worden.
In onze vertaling van Genesis staat: In den beginne schiep God … In het Hebreeuws staat er: Bereshiet bara at … Het woordje bereshiet heeft meerdere woorden in zich: rosh (hoofd), reshiet (eersteling), brit (verbond), bat (dochter), bar (zoon), beth (huis). In het Hebreeuws mag je een woord opdelen in meerdere woorden en ze daarna koppelen. Als je van deze woorden vervolgens een zin maakt krijg je: In een begin schiep God in de eersteling (reshiet, Jezus), het hoofd (rosh, Jezus), de zoon (bar, Jezus), een verbond met zonen en dochters (bat is enkelvoud) en bouwde (bara) een huis (beth).
Paulus heeft dit in deze eerste zin waarschijnlijk ook zo gezien: ‘Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen.’ (Romeinen 11:36)
Alles is door Hem geschapen en niets is geschapen of bestaat zonder Hem. Is het zes miljard jaren geleden tot stand gekomen zoals de wetenschap zegt? Het is in wezen van ondergeschikt belang. God staat boven tijd en ruimte. Toen God sprak over avond en morgen, waren er nog geen maan en zon die de dagen bepaalden. Hij heeft de lichten aan de hemel pas op dag vier geschapen. God is Schepper en door Zijn woord schiep Hij. De zeven dagen hebben bij God een andere invulling en betekenis dan bij ons. (Bij Hem zijn duizend jaren als één dag, waarmee Hij de relativiteit van tijd aangeeft.) Heel Genesis gaat over een andere werkelijkheid, namelijk Gods werkelijkheid en die is soms mistig en onverklaarbaar. Als we dat allemaal willen begrijpen, is het alsof we aan Rembrandt vragen welke kwasten hij nu eigenlijk heeft gebruikt, welke maat deze waren, de samenstelling van de verfsoorten, zonder dat we naar zijn prachtige schilderijen kijken. We willen niet kijken naar wat hij wil zeggen, maar in plaats daarvan in het hoofd van de kunstenaar kruipen. De hemelse Vader geeft geen details, maar laat in Zijn schepping vooral zien dat Hij een woning bouwt met Zijn onderricht.
Willen we ons bezighouden met intelligent design en het daarmee kunnen beredeneren, dan zijn we vooral onszelf aan het overtuigen en niet bezig met Hem en Zijn woord. Het scheppingsverhaal is een boodschap aan ons. Zijn we te erg gefocust op natuurkundige of biologische uitleg? Dan missen we wat God ons wil zeggen. De Bijbel is bovenal een boek over de geschiedenis van God met de mensen. Het is in eerste instantie geen natuurkundig of chronologisch historisch boek. Het is een boek over een relatie. Anders gezegd: een geschiedenis van een koninkrijk, namelijk Gods koninkrijk, dat steeds weer wordt afgebroken door ons mensen en gelukkig, steeds weer opnieuw opgebouwd wordt door God in Zijn oneindige geduld en genade. Eerst de hof van Eden en later de tabernakel. Allebei vertegenwoordigen zij Gods huis (zie plaatje in het begin).
1.3 Tohu we bohu
Genesis 1:1: De aarde was woest en ledig (tohu we bohu).
Voordat de aarde ontstond, was God er en Hij was overal. Er was geen leegte, want Hij vulde alles. Er was geen heelal, want alles bestond uit God.
Vanaf het moment dat Hij begon te scheppen, wilde Hij plaats voor ons maken, met als gevolg dat de Almachtige moest krimpen. In de Hebreeuwse kabbala gebruikt men daarvoor het woord tzimtzoem, en dit heeft ook de betekenis van contracties. God ging zichzelf beperken en dit was een grootse daad van liefde. Hij gaf de mens daarmee ruimte ten koste van Hemzelf. De Vader kreeg door deze contracties kinderen die Zijn tijd gingen opeisen en die Hij vrij moest laten in hun beslissingen wat deze ook zouden worden. Het zijn dezelfde contracties die een vrouw krijgt als ze gaat baren, welke God heeft gehad voor Zijn schepping. Deze tzimtzoems zijn niet altijd even pijnloos en menig vrouw kan erover meepraten hoeveel pijn en moeite een bevalling kost, ook daarna nog, als kinderen eigen wegen gaan. Zo was het ook bij God. Hij wilde plaatsmaken voor de mensen met al hun onheiligheid en onreinheid, ook al bestond de kans dat ze misschien niets van Hem wilden weten. Liefde was Zijn drijfveer. Zoals een moeder een kind baart, zo baarde God de aarde. Deze aarde kwam voort uit Gods schoot, zegt de Midrash. (Gods troon werd in het oude Israël gezien als een baarmoeder.)
Het Hebreeuwse woord voor moederschoot is rechem, en dit woord wordt ook gebruikt voor ontferming. Vanuit die ontferming is alles geschapen.
Zoals een kind uit het water van de moederschoot tevoorschijn komt, zo kwam de aarde als het ware voort uit Gods ‘lichaam’. Petrus gebruikt bijna dezelfde woorden in 2 Petrus 3:5: ‘En dat die aarde, die uit het water ontstond (denk hierbij aan baarmoeder van God) en door het water bestond.’ (Een mens bestaat ook voor een groot deel uit water.)
Een kind leeft voor zijn geboorte in water en bij de bevalling komt, met het kind mee, het vruchtwater naar buiten. Op de dag dat de aarde werd geboren, werd ‘Gods kind’ geboren. Dit ‘kind’, deze aarde, mag Zijn koninkrijk worden. Dit rijk kent principes, die al bestonden van voor onze aardse tijd.
- De Talmoed[2] geeft deze zeven dingen aan:
- De wijsheid (Spreuken 8:22)
- De Thora (Spreuken 8:22, het woord van God is wijsheid)
- Berouw (Psalm 90:2-3)
- De hof van Eden (Genesis 2:8)
- De tabernakel met de troon van God (Hebreeën 8:5, Jeremia 17:12)
- De Gehenna (Jesaja 30:33)
- De Naam van de Messias (Psalm 72:17)
Nadat God de aarde had geschapen, wikkelde Hij hem in een doek. Psalm 104:6: ‘U had hem met de wateren als met een gewaad bedekt.’
Zo liefdevol als een moeder haar pasgeboren baby inwikkelt in een deken of lap, zo wikkelde God de aarde in Zijn mantel, als teken van Zijn liefde voor de schepping. Hij koesterde de wereld zoals een moeder haar kind koestert direct na de bevalling. Het begin van Genesis geeft dus de geboorte van de aarde weer, in een prachtige metafoor.
Zoals ouders plaatsmaken voor hun kind door een kamertje in te richten, zo maakte onze hemelse Vader een plaats voor ons, door de aarde in te richten na de geboorte.
God doet dit ook op microniveau, steeds opnieuw, voor iedere pasgeborene. Zij of hij kan een plek, een woning, vinden in Zijn huis. Hij maakt een kamer voor hem of haar na zijn of haar wedergeboorte.
In de geschiedenis met Israël zie je hetzelfde patroon. Bijvoorbeeld bij de doortocht door de Rode Zee.De mensen waren daar ingezwachteld door het water, om als pasgeboren kinderen weer uit datzelfde water te komen, op weg naar een nieuw huis, een nieuw land, met God als Koning en Vader. Opnieuw het beeld van een geboorte, namelijk het ontstaan van een volk waarna de woestijn de babykamer werd. Dit klinkt in eerste instantie niet heel positief, maar de woestijn is een plek zonder veel prikkels. De babykamer bij ons mensen is ook meestal een prikkelarme omgeving, een plaats van rust waar moeder en vader niet hard praten, maar lief fluisteren. Zo ook bij de Vader. De woestijn was een oord om op adem te komen na de slavernij. Een plaats waar ze konden groeien in geloof. Ze kregen er water, eten en liefde van hun Vader. Ze kwamen uit Egypte, een land zonder liefde. In het woord Egypte, Mitzraiem in het Hebreeuws, zitten de woorden ra (slecht), mar (bitter), mitz (sap) en maiem (water). Het was een smartelijk en liefdeloos land. Een plek zonder levend water, maar wel met giftige sappen. Er werd, in Egypte, uit geestelijke bronnen gedronken die niet goed voor de Israëlieten waren. Dit land, die omgeving, verleidde hen tot afgoderij.
Toen ze dan ook bij het bittere water kwamen na de uittocht, wilde de Vader daarom zeggen: ‘Kijk, dit was je verleden en nu ga Ik je nieuwe sappen geven met water uit een goede bron waardoor je niet meer zult dorsten.’ God wilde, met deze bitterheid in de woestijn, laten zien dat dit voorbij was. Als Vader was het Zijn verlangen om Zijn nieuwgeboren kinderen gezonde voeding te geven, maar ze zaten zo vol wrok, dat het water wrang proefde. Het volk zat vol boosheid en haat, met als gevolg dat ze begonnen te mopperen. Ze konden de heerlijke smaak van dit water niet ervaren. Ze waren ziek van de onderdrukking en dachten dat het water hen ziek maakte. Maar slavernij was de echte kwaal waaraan ze leden. God zei daarom dat ze er een stuk hout in moesten gooien. Met deze daad haalde God (als Geneesheer) het slavenjuk van hun schouders af, waarna het water zoet werd. Het hele gebeuren verwijst al naar de kruisdood van Jezus, die op een dag de slavernij, deze ziekte, van onze schouders zal nemen. Toen Jezus aan het kruis de spons met gal kreeg, was dit een link naar de bittere wateren. Hij nam deze slavernij, de pijnlijke smaak van de onderdrukking, op zich. Bij deze kruisdood kwam er bij Zijn overlijden water uit Zijn zijde als teken dat deze wrange smaak was vervangen door de bron van levend water. Het lijkt op ons leven. Door alle moeite, pijn en haat kunnen we soms de mooie dingen in dit leven niet meer zien. We proeven enkel dat wat ons kwetst. Het maakt ons hart verbitterd. Als we zegeningen niet tellen, te vaak negatief zijn, het glas halfvol zien, te veel angst hebben, dan zit de slavernij nog diep in ons hart. God wil ons hiervan bevrijden. In de droogte van onze ‘woestijn’ mag dat gebeuren. Het Hebreeuwse woord voor woestijn is bamidbar, en daarin zit het woord dabar, dat ‘spreken’ betekent. In de rust en stilte kan God spreken en Zijn erbarmen betonen, omdat er geen afleiders zijn. Zo kon ook het volk in dit afgelegen oord groeien in geloof en God fluisterde hen Zijn liefde toe.
Net zoals het volk Israël geboren werd uit de wateren, zo is ook ooit de aarde geboren. De aarde als kind lijkt voor menigeen een brug te ver, want er staat dat de aarde tohu we bohu was. Dit is niet de associatie die we bij pasgeboren baby’s hebben. In de meeste Bijbels wordt het vaak vertaald met ‘woest en ledig’. Echter, deze Hebreeuwse woorden kunnen ook de betekenis dragen van vormeloos en onvruchtbaar en dan komt de gelijkenis met een baby dichterbij. Zoals een pasgeboren kind geestelijk nog weinig vorm heeft en evenmin al vrucht kan dragen, zo kon de aarde dat ook niet in zijn aanvang. Wat God maakt is immers niet woest en ledig. God is Heilig en wat Hij creëert is heilig. Er staat elke keer dat Hij zag dat het goed was. Hij was verheugd over wat Hij zag en deed, en daar past het woord ‘woest’ niet echt bij.
Jesaja waarschuwt ons zelfs hiervoor in Jesaja 45:18: ‘De aarde is niet als een baaierd (tohuwa’bohu) geschapen.’ Hier komen we dezelfde woorden tegen als in Genesis.
De aarde was geen chaos, maar braakliggende grond. Zij mocht vruchtbaar worden en tot leven komen. De daden van de Vader en Zijn Naam konden nu door ons over de aarde uitgroeien, tot een wereld vol van Zijn grootheid. Zijn troon zweefde al over de wateren, maar de grond mocht nog ontgonnen worden. Zoals ieder mens als hij geboren wordt nog geestelijk vormeloos is, zo was de aarde dit, zo was Gods volk dit, en zo zijn wij dat als baby’s ook, fysiek en in geloof. God schiep geestelijk onvruchtbare grond en onze opdracht was en is om deze aarde verder te ontwikkelen, vorm te geven, Zijn woord te zaaien en te bewaken en daarmee het in te richten. Het is zoals het kopen van een leeg huis. De eigenaren gaan er na de koop iets moois van maken. Heel de Schepping is een afdruk van een hemels huis in al zijn schoonheid.
Meer hier over staat in het boek: Het Hebreeuwse Koninkrijk van God, Scholten uitgeverij.
[1]Bijzonder is dat er in de eerste zin drie keer de Hebreeuwse letter Tav staat. De Tav werd in het oude Hebreeuws geschreven als een kruis. BeresheeT bara Elohiem aT hashamamyiem ve’aT haretz. (De t bij haretz is de Joodse letter tzade.) Er stonden drie kruizen op Golgotha.
[2] Nedariem 39