Bartimeus, elke kinderbijbel zie je de man die schreeuwt om hulp en Jezus geneest hem van zijn blindheid. Iedereen kent de plaatjes wel van kees de Korte. Opvallend is dat in meerdere evangeliën hetzelfde verhaal staat beschreven maar wel verschillend. In Lucas 18 heeft hij geen naam en in Matheus zijn het twee blinden. In Lucas 18:35 zit hij op de weg voordat Jezus de stad ingaat en in Marcus zit hij daar nadat Jezus de stad uitloopt. Wat is waar? Nu gaat het in de Bijbel niet om dat waarheid iets is van een exacte beschreven werkelijkheid, maar om de boodschap. De context in Marcus is anders dan in Lucas en dus is de boodschap anders.
We gaan echter kijken naar de vele mooie pareltjes in Marcus. Allereerst is er vooraf in Marcus een discussie over wie de belangrijkste is en wie dus naast Jezus mag zitten in Zijn heerlijkheid.
Direct daarna komt het verhaal van Bartimeus. Zij (Jezus en zijn discipelen) komen in Jericho aan. Jericho betekent maanstad en er werd door de Kanaänieten daar ooit de maangod aanbeden. Dat mochten de volken doen want de maan, de zon en de sterren waren als goden aan ze gegeven. Echter niet aan Israël want die hadden de Heere als hun God. Deuteronomium 4:19. Wilde men naar Jericho dan daalde men af. Afdalen is altijd weg van de Vader, weg van Jeruzalem met zijn Tempel. Ooit was Jericho een stad van afgoderij met tempels en een dikke muur eromheen. Ronde steden waren in die tijd tempelsteden vol met andere goden. De stad werd verwoest door Jozua, de bewoners verdreven toen de Israëlieten het beloofde land binnentrokken. De stad mocht niet meer opgebouwd worden en dit is toch gebeurd en is het opnieuw een stad van afgoderij geworden. Veel priesters vertoefden daar en leefden daar in weelde. Ze hielden zich niet aan Zijn verbond. Ze waren afgedaald. Ze liepen wel weer op naar de Tempel om dienst te doen maar geestelijk waren ze naar beneden gelopen.
De Bijbel zegt ons in Deuteronomium 28:13 op te lopen en niet naar beneden. Dieper dan Jericho kon je bijna niet zinken. Nu liepen Jezus en zijn discipelen alweer de stad uit en dus op naar Jeruzalem was daar Bartimeus.
Hij was dus geestelijk alweer richting de Tempel aan het gaan. Hij was blind en dat zag men vaak als straf voor zonden. Deuteronomium 29:28-29. De naam Bartimeus betekent in het Aramees onreine zoon. (Bar- Tamei. Jezus sprak ook Aramees en dat was toen de volkstaal) In het Grieks hebben ze er een ‘s’ achter geplakt en dan betekent het: de aanzienlijke, de nobele. Beide vertalingen kan men goed gebruiken voor de uitleg. Het hoofdstuk vooraf gaat het over wie de aanzienlijke is. Echter Bartimeus is hier de gevallene. Er zit een waarschuwing in: Wie staat ziet toe dat hij niet valt. Bartimeus is daarnaast ook een onreine zoon. Welke onreinheid weten we niet. Blindheid was ook een vorm van onreinheid want men mocht de tempel niet binnen. Het doet ook denken aan melaatsheid. Melaatsen moesten buiten de stad vertoeven. Bedenk daarbij dat melaatsheid niet de melaatsheid is die wij kennen. Een betere vertaling is huidvraat. Men weet niet zo goed hoe dat eruitzag. In het hele Midden-Oosten kwam melaatsheid, zoals wij dat kennen niet voor. Men kon om meerdere dingen onrein worden maar als je melaatsheid had was je een outcast. Je kleren konden onrein zijn maar ook je huis. Leviticus 13:47. Melaatsheid kwam o.a. door verkeerd spreken over de Heer en je naaste (roddel), hebberigheid, en hoogmoed. We zouden nu allemaal melaats zijn. ln Leviticus 13 staat, als je helemaal melaats was, en dus helemaal onrein, er redding was want dan werd je rein verklaard. Was dat geval met Bartimeus? Het zou kunnen. Blindheid werd vaak gekoppeld aan zonden, onreinheid. Jezus spreekt niet over de zonde. Wat zijn onreinheid was wordt niet beschreven. Hij roept Jezus aan als zoon van David. Nu was David ook onrein na zijn overspel met Bathseba. Hij vraagt in Psalm 51 om rein gemaakt te worden. David was blind voor zijn fout en moest er door de profeet Nathan op gewezen worden. Hij doet met dit roepen ook een aanspraak op Davids onreinheid. Daar was toen ook genade.
Bartimeus zit buiten de stad want in de stad is geen plaats voor hem.
In het evangelie van Marcus(8) brengt Jezus een blinde buiten de stad opdat hij weer kan zien. De stad kan dus een plek zijn die je blind maakt voor recht en gerechtigheid of de Heer op een goede manier kunnen zien. Deze man (in Johannes) ziet ook bomen als mensen na de eerste aanraking. Bomen en mensen zijn aan elkaar gelinkt. Zie eiken van gerechtigheid. Jesaja 61:3.
Terug naar Bartimeus. Hij was hij op de terugweg, richting het heiligdom. Hij werd door de omstanders ook als onrein gezien want hij moet zijn mond houden. Doofstom en blind werd vaak aan elkaar gekoppeld als dezelfde zonde. Jesaja 42:18. Ze bestraften hem, staat er, opdat hij zwijgen zou. Waarom mocht hij niet spreken? Een blinde kan niks zinnigs zeggen.
Hij mag niet naar voren komen. Nu staat er in Leviticus 21: 18: Voorzeker, geen enkele man die een gebrek heeft, mag naar voren komen. Dit gaat over het nageslacht van Aaron en zijn nageslacht dat in de Tempel moest dienen. Het bijzondere is dat Jezus de levende Tempel is. Hij is o.a. het Voorhangels en het Heilige der Heiligen. Was Bartimeus ooit priester? Zou kunnen. In Jezus maakt het niet meer uit. Hij mag de Tempel naderen, die Jezus heet.
In zijn blindheid ziet hij beter dan de omstanders want hij roept Jezus aan als Zoon van David. Hij erkent dat Jezus de Messias is. Jesaja 29:18, Jesaja 35: 4,5 zeggen dat op die dag de ogen van de blinden zien. De omstanders ‘zagen’ dat niet. Bartimeus erkent Hem dus als Koning en Messias. Het Messiaanse tijdperk breekt aan. Wat in Judaïsme kenmerkt het Messiaanse tijdperk? Het thuisbrengen van de ballingen (zij die ver weg wonen), de oprichting van de derde Tempel met de Messias als Koning (Jezus, Zoon van David), niemand kan meer onrein worden en recht en gerechtigheid zullen er zijn voor de gelovigen. Bartimeus staat aan het begin van dit Messiaanse tijdperk. Hij die ver weg was mag dichterbij komen en rein zijn. Het Hoofdstuk daarna is het begin van de lijdensweg van Jezus. Degene die onrein, rein maakt. De verhevene, die gevallen is weer opgericht. Met Jezus lijden en sterven ontstaat er een nieuwe Tempel, een nieuwe tijd, met nieuwe priesters. Hebreeën 8. Er komt een nieuwe bruid bestaande uit heidenen en joden. Bartimeus heeft zijn witte onderkleed aan en ziet eruit als een bruid. Het oude leven is afgelegd met de oude de mantel. Het doet ook denken aan Adam die een jas van de Heer aankreeg na zijn zondeval. Zijn naaktheid werd bedekt en nu doet Bartimeus die jas uit en mag hij spiritueel naakt voor Jezus staan. Een nieuwe mens.
* Een blinde mocht niet de Tempel binnengaan. Leviticus 21:17-23. Deze zoon van onreinheid mocht de Tempel weer binnengaan. De blinde, de lamme, de stomme waren ook metaforen voor hulpeloosheid. In je hulpeloosheid is Jezus daar.