Ga naar de inhoud

De barmhartige Samaritaan

Voor de poorten van de stad Rome zit een volkomen uitgeteerde bedelaar en Hij wacht. Het is de Messias. Waarop wacht Hij? Op jou!

Martin Buber

Iedereen kent wel het verhaal van de barmhartige Samaritaan uit Lukas 10. Een prachtig verhaal dat men in elke kinderbijbel kan lezen. Het verhaal begint met een farizeeër die aan Jezus vraagt hoe hij het eeuwige leven kan beërven. Een vraag waarvan je kunt denken: als men naar het eeuwige leven vraagt, in hoeverre leeft men dan vandaag echt? Jezus vertelt hem wat er in de Thora geschreven staat en vraagt wat hij erin leest. De Schriftgeleerde antwoordt direct met  ‘U zult de Here uw God liefhebben met heel uw hart en ziel en verstand en uw naaste als uzelf.’ Jezus zegt dat hij goed geantwoord heeft, dat hij dit moet doen en zal leven. De man vraagt hierop wie eigenlijk zijn naaste is. Deze man wil een duidelijk afgebakend beeld van ‘zijn naaste’ hebben, niet, zo lijkt het, omdat hij met ontferming bewogen is, maar omdat het een opdracht is vanuit de Thora. Het is niet omdat hij begaan is met zijn medemens, maar omdat het voor hem een opgelegde taak, een regel is geworden waarbij liefde en compassie ontbreken. De diepste drijfveer voor zijn vraag is namelijk: Hoe ben ik hierin gehoorzaam aan God maar zonder dat het mij teveel kost. Er is nergens een speur van erbarmen te zien? Is de vraag: op welke manier verdien ik daarin Zijn goedkeuring, tot hoever moet ik gaan en wie kan ik uitsluiten? Het liefhebben van de naaste is dan een opdracht zonder gevoel geworden. Jezus komt met een verhaal van een man (lees mens want adam is het Hebreeuwse woord voor mens of man) die het slachtoffer is geworden van rovers.

Wie is deze man eigenlijk? De bijbel geeft het antwoord: het is de mens, adam, hij die is afgedaald van het met heerlijkheid bekleed zijn naar een staat van geestelijke armoede, van hogepriester met al zijn glorie naar de naakte mens. Hij, die van het hooggelegen Jeruzalem, de plek van het paradijs, de Tempel, naar beneden loopt. Afdalen is altijd van God weg gaan zoals het omhoog gaan, het opgaan, naar God toe is. In Deuteronomium 28:13 vraagt de Eeuwige ons niet naar beneden maar omhoog te lopen. De HEERE zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart, en u zult uitsluitend omhoog gaan en niet omlaag, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEERE, uw God, waarvan ik u heden gebied dat u ze in acht neemt en houdt. (HSV)

(Waarbij gehoorzaamheid niet het afwerken van regeltjes is maar een harts gesteldheid).

Van Jeruzalem naar Jericho is bergafwaarts en is daarmee het verwijderen van God. Dieper dan Jericho kun je daar niet zinken. (Jericho ligt ver onder de zeespiegel en is ook de weg naar de woestijn en de slavernij in Egypte, de dood tegemoet). De man is op die weg en leeft al bijna niet meer.

Deze man, Adam, die ooit gekleed was in de mooiste kleren, een hoge status had, is van God weggelopen, buiten Gods bescherming gekomen, door rovers mishandeld en naakt uitgekleed. Dieven en rovers in de bijbel zijn altijd op zoek naar schapen. Ze komen om te stelen, te slachten en schapen verloren te laten gaan (Johannes 10:10 (HSV)). Deze man, adam met een kleine letter, is onze lotgenoot en dat zijn wij. In adams ogen zien wij onze naakte zelf. Zoals deze man de ontferming en genade van God nodig had, zo hebben wij dat ook nodig. Een naaste is dus ieder mens, die, hoe ellendig ook, op je pad komt en je hulp en ontferming nodig heeft om hem te redden. God kent daarin geen grenzen. Grenzen die wij vaak wel opwerpen. Wij zijn allemaal afgedwaald en hebben allemaal genade nodig dus laten wij dat dan ook aan een ander geven.

Zo mogen we ook naar de ander kijken, met ogen vol compassie. Wij hebben allen net als Adam Gods redding nodig. De priester en leviet zagen in deze getroffen mens hun eigen erbarmelijke staat niet. Ze hadden last van verblinde perfectie. Ze liepen ook omlaag doch wilden dit niet erkennen. Nu komt Jezus met in deze geschiedenis met een voorbeeld van een Samaritaan die wel barmhartigheid betoont. Waarom een Samaritaan? Jezus kon ook een ander voorbeeld nemen zoals bijvoorbeeld een Romein. Vijanden genoeg in die tijd.

Jezus geeft hier een lesje geschiedenis. De werkelijkheid was dat de Samaritanen ooit meer dan genade verleenden aan de Judeeërs. Wat niet iedereen weet is dat Jezus dit verhaal bijna letterlijk uit de bijbel haalt. In 2 Kronieken 28:8- 16 staat een geschiedenis waarbij de Israëlieten (o.a. Samaritanen) de Judeeërs hadden verslagen. Zij namen hen gevangenen en voerden hen naar Samaria en wilden de Judese slaven en slavinnen aan zich onderwerpen. De profeet Oded hoort hiervan en komt hun vertellen dat zij hiermee Gods toorn over zich afroepen. Hij zegt: ’Maar hebt u zelf dan geen schulden bij de Here uw God? Deze gevangenen zijn jullie eigen broeders en zusters. Luister dan naar mij en breng de gevangenen terug die u van uw broeders als gevangenen weggevoerd hebt. Want de brandende toorn van de Heer is tegen u.’  (HSV)

De mannen van Samaria hoorden dit, stonden op en kleedden allen die naakt waren. Zij gaven eten en drinken, zalfden hen en zij die te verzwakt waren werden op ezels getild. Zo brachten zij hun broeders terug. Waren de joden in Jezus tijd deze geschiedenis vergeten? Samaritanen waren hun broeders maar werden gehaat en veracht door de Judeeërs omdat ze zich gemengd hadden onder de volken. Ze deelden hun theologie niet want ze aanbaden God op de berg Gerizim, een verkeerde berg volgens de Judeeërs en de bijbel. Joden oftewel Judeeërs haatten deze Samaritanen uit het diepst van hun hart. Ze vonden de manier waarop zij zelf het geloof beleefden de enige manier. Zij hadden het immers bij het rechte eind. Ze waren in de ban van de regeltjes en de compassie voor andersdenkenden ontbrak daarbij. De Talmoed zegt zelfs (Mishna Shebiith 8:10): ’Dat hij die het brood eet van Samaritanen is, als iemand die het vlees eet van zwijnen.’ (Samaritanen werden als onrein gezien). Dit alles is hoogmoed en hoogmoed komt voor de val. De Judeeërs erkenden niet dat de Samaritanen hun familie was die hen ooit met ontferming had behandeld. Jezus herinnert deze farizeeër eraan door dit verhaal te vertellen.

Hij zegt hier dat zijn naaste zijn Samaritaanse broer is. Met andere woorden, je niet zo leuke familie, schoonfamilie, je geloofsgenoten, gemeenteleden, mensen die je niet zelf hebt uitgekozen en die soms wel heel irritant en onaardig kunnen zijn. Het zijn de mensen die er geestelijk een andere mening op na houden en waarvan jij vindt dat ze niet de ‘goede leer’ aanhangen. Niet jouw ideeën volgen, kritisch op je zijn, jouw theologie niets vinden en noem zo maar op. Je zit met deze familie van andersdenkende opgezadeld. Jezus stelt deze Samaritaan als voorbeeld van barmhartigheid. Deze ‘vijand in geloof’ is je geestelijke broer. Hij is net als jij afhankelijk van Gods genade. De Samaritaan ben jij, die weet dat je zelf in de schuld staat bij God. De ontferming voor het slachtoffer komt dan niet uit schuldgevoel maar uit genade want je erkent dat je er net zo ellendig aan toe bent als hem. De Samaritaan koopt zijn schuld niet af, want het gaat hem niet om de regeltjes, maar is vanuit het diepst van zijn hart geraakt. Het slachtoffer zal misschien nooit te weten komen dat zijn ‘vijandige broer’ hem geholpen heeft. Vijanden zijn soms je redders. Je naaste is de andersdenkende, en net als jij, de naakte mens, en dus bepaald niet je vriend.

Notitie: Bij de priester (die ook naar beneden liep) ging de ijver voor God boven de liefde voor de mens. De priester wilde niet onrein worden mocht deze man doodgaan. Een onreine priester was een schande. Zijn plek was dan bij de onreine vrouwen volgens de Mishna Tamid 4, 6. De leviet, wiens taak was uit te zoeken wie dit gedaan kon hebben, voelde hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid. Volgens Deuteronomium 21:5 had de Eeuwige bepaald dat de levieten elke zaak van geweldpleging moesten afhandelen. Wetticisme (priester), alleen met de regeltjes bezig zijn kan leiden tot liefdeloosheid. Ongehoorzaamheid (leviet) leidt tot rechteloosheid en onverschilligheid. Beide zijn een doorn is Gods oog. Regels zijn er gemaakt voor orde en om na te leven, maar gaan nooit boven liefde uit.

Ook een Samaritaan werd onrein mocht het slachtoffer overlijden. Ze werden echter al als onrein gezien door de Judeeërs.

Jezus de Samaritaan

Jezus vereenzelvigt zich hier ook met de Samaritaan*, want Hij is degene die met compassie bewogen is over ons. Wij zijn als Adam, verdreven uit het paradijs. Jezus onze redder, verzorgt onze wonden en geeft ons nieuwe kleren. Olie en wijn zijn daarbij messiaanse symbolen. Hij zalft ons hoofd met olie en onze beker vloeit over om met psalm 23 te spreken. We zijn allemaal verwond en hebben onze glans verloren maar door het zalven gaan we weer schijnen en door de wijn, als teken van Zijn bloed gaan we weer leven. Jezus is onze redder, de Samaritaan in ons leven. Pas als we niets meer hebben, naakt zijn, kan hij ons helpen. Heil en goedertierenheid zullen ons volgen. Wij mogen in het Huis des heren verblijven tot in lengte van dagen (psalm 23) en weer omhoog gaan lopen!

Jezus neemt in deze parabel ook de plaats in van het slachtoffer Adam en daarmee onze plek. Hij liet zich Zijn kleren uittrekken en werd door hen die in de ogen van de joden onrein zijn, namelijk de Samaritanen (tevens in deze tekst een metafoor voor de gelovigen uit de heidenen, naar de herberg gebracht en in hun midden opgenomen). Twee dinaries die betaald werden voor de verzorging van de man was gelijk aan twee dagen loon. Twee dagen. Het getal twee heeft betekenis in de bijbel en kan verwijzen naar twee duizend jaar (een dag is als duizend jaar) dat Hij onder de volken zal wonen, bij de ‘geestelijke Samaritanen’. Er staat in Hosea 6:2 Dat Hij hen weer zal oprichten na twee dagen. Dan zal Hij wederkeren tot Zijn volk. Het getal twee staat ook als beeld voor huis. Jezus bouwt Zijn huis als eerste onder de heidenen en dan keert Hij terug naar het joodse volk.

Jezus en Israël

Het is ook het verhaal van Israël. Zij is gevallen als zoon van God. (Exodus 4:22). Ze liepen van God weg door corruptie, afgodendienst en ongehoorzaamheid. In Genesis 2:7 staat dat de Heer de mens formeerde en in Jesaja 43:1 verklaart de Eeuwige dat Hij de natie Israël formeerde. Op het einde van Genesis 3 zegt de Heer dat Hij de mens verwijderde (garash) uit de Hof. In Hosea 9:15 is God boos op Israël en verwijdert (garash) ze uit het land. Door rovers zijn ze overvallen omdat ze naar beneden liepen en zullen ze zich moeten laten redden door hun naaste, een Samaritaan, die Jezus heet. Het woord voor herder is: roe en het woord voor naaste is rea. De woorden lijken op elkaar**. Jezus hun herder en naaste zal hen redden op de dag dat ze er klaar voor zijn.

De Heer zegt in Jesaja 13:1 dat ze terugkomen naar het land en daar mogen uitrusten (yanach). God zegt in Genesis 2:15 na de vorming van Adam dat de Heer hem liet rusten (yanach).  Deze gevallen man (Israël) mag uitrusten om weer opnieuw tot leven te komen.

Het verhaal doet ook sterk denken aan 2000 jaar Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog. Het overgrote deel van de christenen en de clerus, over de hele wereld, hebben de joden niet erkend noch herkend als hun broeders. Het grootste deel liep voorbij en keken de andere kant uit toen hun broeders werden uitgekleed, verdreven en vermoord. Dat terwijl christenen opgedragen is als priesters te leven. De liefde en compassie over het joodse lot ontbrak te vaak, op een paar mensen na. De kerk voelde zich nauwelijks geroepen om de joodse zaak te bepleiten, zich tegen deportaties en pogroms te verzetten. Daarin staan de christenen (als groep) schuldig tegenover God.

* Het woord voor Samaritaan is Somron en daar zit het woord somer is wat herder betekent. Jezus laat zien dat Hij de Samaritaanse herder is.

** In het Hebreeuwse hebben woorden die op elkaar lijken vaak iets met elkaar te maken

Studie vragen

Ben jij met ontferming bewogen over een irritant gemeentelid, moslims of anders denkenden? Praat je minderwaardig over ze? Denk je zelf het bij het rechte eind te hebben? Kun je ook luisteren naar mensen die anders denken die of het geloof anders beleven?

Voel je ontferming over mensen die er een potje van maken in dit leven?

Kan je liefde verder reiken dan de mensen die jou liefhebben en dankbaar zijn ?

Wat helpt je om met liefde deze persoon te bekijken?

Nergens staat dat het slachtoffer dankbaar was. Hoe ga je om met ondankbare mensen?